Once upon a time, real long ago…

Een Indischman, dat ben ik indodaad.
Omdat een Indo per definitie heel veelzijdig is, is een indovidu altijd méér dan ‘alleen maar Indo’. Ik zelf? I am Hip Hop. En Brabander. Een Indische Brabander, woonachtig in Suriname.
Ongeacht waar ik woon of waar ik maar ben, ik vergeet nooit waar ik vandaan kom en wie mijn familie is. Dat ik ze in mijn hart bij me draag vertelt het volgende verhaal, dat tijdens een dagje op het strand aan de Suriname rivier in me opkwam.
ONCE UPON A TIME, REAL LONG AGO… (bierdupke in ’t zand)

Overbridge

Wat een bierdopje in het zand op een Surinaams strand in 2013 wel niet met je geheugen kan doen… ik zag het liggen en moest meteen denken aan oom Piet. Ome Piet is mijn peetoom. Was mijn peetoom, want oom Piet is al heel wat jaartjes niet meer. Hij is/was de man van (eveneens wijlen) tante Riek, de oudste zus van m’n vader. Of is tante Betsy nou de oudste? Ik weet het effe niet meer. Hoe dan ook, oom Piet was echt zo’n goeie goeierd, je kent ze wel: van die rustige gepensioneerde mannen die vroeger altijd hard hebben gewerkt en het zwaar hebben gehad, maar die op een gegeven moment eindelijk kunnen genieten. Zo herinner me mijn peetoom Piet. Lekker bezig met z’n vogeltjes in z’n volière in de tuin. Een grote volière ok, want je kon d’r gewoon in staan en doorheen lopen. Ja moet ook wel natuurlijk, anders was het gewoon een vogelkooi. Maaruh… vol met parkietjes, vrolijk fluitend en heen en weer fladderend. Daar kon ‘ie zichtbaar van genieten. Konde nie alt zien, want oom Piet had over het algemeen een vrij neutrale blik in z’n grote ogen. Wil nie zeggen da’k ‘m nooit heb zien lachen… tot tranens aan toe zelfs, da was gewoon aanstekelijk, hhh.

Door dat bierdopje dacht ik dus aan ome Piet.
As ge een zeilwedstrijd wilde winnen, dan moeste mè oom Piet meevaren. Niet dat ‘ie een boot had of zo. Tenminste, nie da ik weet. Zijn vervoermiddel of choice was een roestbruine Volkswagen Golf, jahaa zo sportief was ‘ie wel. (Althans zo ha’k ‘m in m’n gedachten. Munne neef Peter, de oudste zoon van ome Piet en tante Riek, kon me vertellen dat het een VW Derby was, waar hij zelf ok nog duk zat in ha gereden).  Enniewee, een VW en roestbruin. Lekker herkenbaar ok, want hij stond alt geparkeerd langs het huis in de Schoolstraat. En als ‘ie d’r nie stond dan hoefde je maar een bietje rond te rijden door het dorp om hem te vinden. Maar z’n zeilvoorsprong was minstens zo herkenbaar. Had ‘ie gemeen met m’n Opa (van moeders kant), die het ook weer doorgegeven heeft aan z’n zoon (toch, familie Lebis?!). Maar oom Piet heeft die oorschelp-erfenis niet doorgegeven volgens mij.
Hij kon er in ieder geval goed mee horen. En ons ook mee verstaan als het goed is. Omgekeerd was dat nie altijd het geval. M’n zus en ik konden in die tijd nog nie zo geweldig Brabants in het algemeen en Gassels in het bijzonder. Want daar woonde oom Piet, tussen Beers en ‘de Graaf’, in het ‘Land van Cuu(y)k’; Gassel, het geboortedorp van tante Riek (en ons pap en de rest van m’n Opa’s en Oma’s kinderen) op loopafstand van d’r ouderlijk huis. Vergeleken met zo’n dorp van hooguit een paar duizend inwoners, kwamen wij echt uit ‘de stad’. En daar werd weer een ander dialect gesproken. Niet door ons hoor, wij leerden ‘gewoon Nederlands’, de norm en enige taal die er in Indische gezinnen (ook in gezinnen met slechts één Indische ouder, zoals het onze) gesproken werd. Papa en mama hebben daar bewust voor gekozen. Niet zozeer/bewust vanwege dat ‘Indische’, maar wel omdat dat ook hun eigen gezamenlijke taal was. Hierdoor konden onze grootouders met een kleurtje en die weet-ik-hoeveel-duizend-kilometer buiten Nederland geboren waren, ons wél verstaan. Terwijl we voor de communicatie met onze blanke opa en oma, nota bene uit dezelfde provincie als wij, vaak ons pap nodig hadden om te tolken. Hetzelfde gold ook wel ’s voor oom Piet. Aan wie ik zomaar ineens weer moet denken, helemaal in het Zuidamerikaanse Suriname, waar ik als Indische Brabander nou nie direct iets te zoeken heb, zudde zeigen (zou je zeggen).

Ik ben z’n petekind (zo schrijven we dat in Brabant) en dat houdt volgens de Brabants-katholieke traditie in dat, mocht het zijn dat… (ik moest er niet aan denken, want ik was echt een mama’s kindje), zij de ouderlijke zorg over ons zouden overnemen. M’n oom en tante hebben zelf ook 4 geweldige kinderen grootgebracht, die ze alles hebben gegeven wat ze maar konden. Maar ze waren al een stukje ouder en ik zag oom Piet ook meer als een halve opa voor mij. En in die hoedanigheid kreeg ik toen ik een jaar of 8 was – veel ouder kan het niet zijn geweest – een geweldig mooi cadeau van hem. Want dat doen peetouders hè en (halve) opa’s: ze geven je cadeau’s. En ik weet nog hoe blij ik met dit specifieke cadeau was. In de ogen van een ander was ‘t een bakje afval. Maar ik, ik zag en kreeg een emmer vol blinkende en mooi gekleurde… bierdopjes!
Allemaal verschillende en nie alleen bíerdupkes, d’r zaten ok frisdrank- en Chocomel-exemplaren bij. Maar die verdronken haast onder de grote hoeveelheid biermerken die ik erin terugzag. En één kwam er het meest in voor. En die kende ik nog nie… En da was gek, want ik was ondertussen al een halve kenner. Maar dè ze bè de CHV ok bier konden brouwen…? Compleet nieuw voor mij, minderjarige biermerken-expert uit Noord-Bourgondië.
Als we naar Gassel gingen, gingen we nl. ook vaak effe naar ome Lambert. En ome Lam (ook Linders, maar geen familie) die had een kroeg aan de rand van het dorp. Of eigenlijk búiten het dorp. Een Dommelsch café. Vond ik heel apart, want dat merk kwam je in die tijd haast nergens (meer) tegen. Vlak naast de deur (als je binnenstond) hing een zwart/wit foto van een café-voetbalteam. En verrek… “Is dè nie ons pap?!” (O nee, ik praatte toen nog geen Brabants…) “Hey Ellen, da’s papa!” En ome Louis stond er ok op. Maar ons pap, die maakte de meeste reclame… z’n enorme bierbuik (marketing tool #1) zorgde ervoor dat het Dommelsch beeldmerk (#2) enigszins uitvergroot/-gerekt werd en duidelijk naar voren stak. Kan zijn dat de proporties in m’n herinnering groter zijn dan ze werkelijk waren, maar het maakte in ieder geval de nodige indruk. En een andere jeugdvriend van m’n vader, ok uit Gassel, van schuin tegenover m’n peetouders, (zodra ik weer op z’n naam kan komen, zet ik het hier alsnog neer… godsamme, ’t ligt op ’t puntje van het achterste van m’n tong, ’n bietje ver weg dus…), die reed met een Stella Artois bus. Ook al zo’n vintage merk. Super bekend onder de Belgen, maar… dè zijn we nie hè. Hooguit Bourgondisch gerelateerd, maar om begrijpelijke redenen ontkennen we die relatie in Brabant liever, hhh. Daar mogen ze in Limburg trots op zijn as ze willen. Hoe dan ook, een Stella Artois bus. En nou weet ik nie of dat ‘ie die reed voor z’n werk, of… dat ‘ie die mè z’n statiegeld bij mekaar had gespaard. Maar hij reed erin, da weet ik wél. (Misschien beter dè’k z’n naam maar nie noem, ook al kom ik er ooit nog ’s op, hhh)

Enniewee, ik weet niet hoe het kwam (???), kzag het zelf blijkbaar nie aankomen, maar ik spaarde al bier-víltjes . Op verzamelgebied leek ik wel een regelrechte alcoholist, maar het was meer voor de hobby hè, die drank. Onschuldige verzamelingen. Aan dopjes had ik nog nie eerder gedacht. Wel viltjes dus, stapels hoog in plastic zakken en beneden op tafel ok. Om ze ook echt nog te gebruiken. Papa had er zelfs een paar uit Indonesië meegebracht: Bir Bintang, Bali en Anker. Geweldig! En ik weet nie of we toen al waren begonnen, ons pap en ik, maar samen spaarden we op een gegeven moment ook etiketten (van bierflesjes natuurlijk), waaronder een mooie Carlsberg uit Denemarken en die van Heineken Oud Bruin die Oma Linders wel ’s dronk. Die was ok mooi…
Maar nu (ik neem jullie weer ff meer terug naar oom Piet), nú werd ik op een ander spoor gebracht. Of ik nou wilde of nie, ik ging bierdopjes verzamelen. Nee, ik vond het wel mooi, echt wel. Alleen had ik nie zo veel plek door m’n andere verzamelingen waar ik al aan begonnen was. Lego steentjes bijvoorbeeld. En Coca Cola… ja, had ik ook van alles van. Maar goed dat m’n ouders hadden besloten om te verbouwen, waardoor m’n kamer 2x zo groot was geworden. Ik denk dat het toen ook echt is begonnen.
En daar stond ‘ie dan: een emmertje met plastic deksel en metalen bodem. Mooi om op te trommelen. En een plastic hengsel die het gewicht amper kon houden, want deze Calgon verpakking (volgens mij het favoriete merk van tante Riek), zat echt tjokvol. Maar ik was blij… blij met wat eigenlijk…? Blij met afval, want die dopjes worden over het algemeen gewoon weggegooid. Maar zo in dat emmertje, met z’n honderden bij mekaar, had het toch wel iets machtigs. Iets waardevols. En dat was het natuurlijk ook. Want het was een cadeau. Een cadeau van m’n peetoom. Een cadeau van oom Piet!

En zo’as ge ziet, ik denk nog wel ’s an ‘oe, ome Piet!!!

Veel liefs van je petekind & doet ze daar allemaal de groeten hè



p.s. We zijn d’rachter… neef Peter sprong te hulp en zorgde voor een ‘A-H’ moment:
De man van Stella A. is namelijk ene Engelbert H. (nee, ginne Humperdink, zo beroemd was ‘ie nie).

© Edwiño do Sinyo ~ Edwin Linders (28-03-2013)

auteur van RESPECT!  Het verrassend debuut van een niet alledaagse schrijver
Mockup Cover resized

Twitter
Visit Us
Follow Me
LinkedIn
Share

Leave a Comment

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.