Migreren… klinkt interessant. Interessanter dan verhuizen. Toch is dat wat migranten doen.
Of het nu vrijwillig is, of ‘gedwongen door het (nood)lot’. De voornaamste reden om van woonomgeving te veranderen is om verder te leven onder gunstigere omstandigheden. Wat gunstig en ongunstig is, dat is natuurlijk van persoon tot persoon verschillend. De drang of de behoefte om te verhuizen is daarom bij de één sterker dan bij de ander.
Migreren is hot… volgens ‘de media’ past het geweldig bij het ideaal van de ‘moderne’ mens om meer van de wereld te zien en zo veel mogelijk te ‘ontdekken’. Je grenzen verleggen, nieuwe ervaringen opdoen, nieuwe denkpatronen ontwikkelen, nieuw nieuw nieuw. Want ‘oud’ is bekend en niet spannend genoeg. Totdat het nieuwe niet meer nieuw is en je weer naar het oude terugverlangt.
Migreren klink mooier dan het voor velen is. Het mooie aan migreren, vind ik, is het ideaal erachter. Het streven naar verandering, verbetering, het dynamische versus het statische, het openstaan voor het compleet andere, anders dan waarmee je bent opgevoed, opgegroeid en door en door bekend bent.
Het is niet alleen avontuurlijk, het is iets ideologisch. Je doet het vanuit een innerlijke drang, behoefte en overtuiging. Vanuit de gedachte en het gevoel dat de verandering van omgeving logisch is voor je, in deze fase van je leven waarin je zelf ook verandert. Mensen veranderen continu, veelal zonder het zelf te beseffen. Een verandering van omgeving is daarom soms best logisch.
Wij, ik heb het dan over de rest van ons gezin en ik, zijn met ons zessen. Zes quasi-echte-Brabanders. Zes zogenaamde ‘Nederlanders’. Dat is namelijk wat we volgens ons paspoort zijn. Zes indi-/indo-viduën. Er zijn nog zoveel labels te noemen die op ons van toepassing kunnen zijn (etnisch, cultureel, demografisch), maar waar het op neerkomt is dat we onze bekende stek hebben verlaten en bijna 9 jaar geleden zijn verdergegaan in een voor ons ‘ander’ land. Anders dan alles wat tot dan toe tot ons referentiekader behoorde. Niet westers, niet doorontwikkeld (of überhaupt ‘ontwikkeld’), niet erg luxe noch comfortabel, niet welvarend, al met al meer ‘niet’ dan ‘wel’.
Maar daarin lag juist de uitdaging, daarin schuilde het avontuur. Alles wat Suriname niet had, was wat ik graag van me af wilde schudden. Het gejaagde leven, waarin je agenda voor je wordt gevuld met allerlei dingen waar je geen zin in hebt en gevoelsmatig ook niet beter van wordt. Dingen die je doet omdat ‘het moet’ of ‘hoort’. Opvallen betekent jezelf kwetsbaar en risicovol opstellen. En omdat er aan kwetsbaarheid en risico’s nadelen kleven, kies je er maar voor om zo min mogelijk op te vallen, zo veel mogelijk in de pas te lopen.
Ik was daar te eigenwijs voor. Het paste totaal niet bij me. Nederland was qua oppervlakte misschien niet te klein, maar qua ruimdenkendheid wel. Het vertrouwde voelde niet meer goed. En dat voelde als een luxe-probleem. Want tegelijkertijd was Nederland een soort van gouden kooitje. Acht jaar geleden, toen ‘de crisis’ nog niet eens in zicht was, had bijna iedereen het immers ontzettend goed. Dus wat zeurde je nou?
“Vroeger had men het veel slechter. En toen wilde men ook wel iets beters, maar men bleef gewoon. En waarom moeten jullie per sé weg? Jullie hebben het toch goed met je dubbele inkomen, je koopwoning en jullie gezonde kinderen die hier geboren zijn?!” Dat was zo’n beetje de gedachte bij een aantal critici, die het niet eens waren met onze verhuisplannen. Vooral bij diegenen die niet konden geloven dat we van die luxe afwilden en onze ‘financiële zekerheid’ (voor zover die er was) ook echt wilden verruilen voor een avontuurlijker bestaan, waar de nadruk lag op niet zo makkelijk te meten begrippen als ‘vrijheid’ en ‘geluk’.
Vroeger? Onze eigen (groot)ouders zijn migranten. En ook verder in onze bloedlijnen zitten er een hoop. Die gingen weliswaar om andere redenen, maar met dezelfde bedoeling: veranderen van omgeving voor een beter leven.
Héél vroeger gingen mensen op ontdekkingsreis. Kort gezegd om ‘rijk’ terug te keren naar het land van herkomst. Nu (en dit is echt niets nieuws) doen mensen het anders: men verlaat het land van herkomst definitief om elders ‘rijk’ te zijn. Waarbij het woord rijk niet per definitie iets met financiën te maken hoeft te hebben.
Migreren is o.k. Migreren is zelfs ‘cool’.
Vluchten en asiel aanvragen daarentegen… niet echt.
Maar wat is het verschil?
Tuurlijk, van buitenaf zijn de verschillen duidelijk en levensgroot: vluchten doe je vanwege gevaar. Levensbedreigend gevaar. Asiel aanvragen doe je omdat je een ‘legale status’ wilt krijgen in het land waar je je, weg van het gevaar, wilt vestigen.
Een vluchteling is ook een migrant, alleen is de migratie er één van iets andere aard. En vaak van iets andere omvang, met name wanneer je als vluchteling deel uitmaakt van een ‘vluchtelingenstroom’. Vrijwillige migranten verplaatsen zich vaak wat minder massaal en een stuk veiliger.
Maar de essentie is hetzelfde: een beter leven, een betere toekomst, een leven dat aansluit op jouw specifiek eigen en/of universele basisbehoeften, waarbij vaak vooral gekeken wordt naar vrijheid, welzijn, (kans op) welvaart en educatie. Wat er, gelet daarop, beter is, is ook weer sterk persoonsgebonden.
De één vindt welzijn in luxe en comfort, de ander juist in het ontbreken van luxe en in het zelf moeten creëren van comfort. De één voelt zich welvarend wanneer z’n bankrekening constant gevuld is met substantiële bedragen, de ander ervaart welvaart als iets gemeenschappelijks en meet het aan hoe goed de mensen in de directe omgeving het hebben. En educatie kun je krijgen in mooi ingerichte schoolgebouwen, maar net zo goed, zo niet beter uit ervaringen die je in het echte leven opdoet, buiten die veilige comfort zone.
Wat voor de één goed en ‘essentieel’ is, is voor de ander totaal niet belangrijk.
Migreren kun je doen door jezelf fysiek te verplaatsen. In figuurlijke zin, kan het ook door jezelf in een ánder te verplaatsen. Om meer van de wereld te zien hoef je tegenwoordig niet eens te verhuizen. Er zijn genoeg migranten (vrijwillig of gevlucht) in eenieders omgeving, die hun wereld met je kunnen delen.
Jezelf ‘beperken’ tot het leven op dezelfde vierkante kilometers, je hele leven lang, is niet verkeerd of ‘uncool’. Zolang je het daar naar je zin hebt en die omgeving goed bij je past, dan is er niks mis mee.
Maar jezelf afsluiten van de rest van de wereld en jezelf afzonderen van ‘het andere’ leidt tot een beperkt wereldbeeld. Terwijl dát juist is waar we met z’n allen leven: de wereld. Niet handig om die plek en je leefgenoten niet écht te kennen… Ongeacht waar we vandaan komen en waarmee we onszelf identificeren: we leven samen op deze aarde. We zijn aan elkaar toevertrouwd, of veroordeeld. Het is maar net hoe je het bekijkt. We zijn onderling verschillend maar daardoor niet meer of minder. Respecteer elkaars anders-zijn en begrijp dat het een verrijking is. Voor jezelf, voor ons allen. Een ander afwijzen vanwege het anders-zijn is in feite je eigen zelf-zijn niet op de juiste waarde inschatten.
In Suriname, net als in andere landen, leven veel mensen met heel veel vooroordelen. Zowel over anders-zijnde landgenoten, als over immigranten. En dat terwijl het een land is vol ‘nieuwkomers’. De oorspronkelijke bevolking in dit Zuid-Amerikaans land zijn de ‘indianen’, die hier ‘inheemsen’ worden genoemd. (Inheemsen betekent natuurlijk niets anders dan ‘oorspronkelijke bewoners’. Zo heeft ieder land zijn eigen inheemsen). Maar zelfs zíj stammen af van migranten, die vanuit Azië, via Noord-Amerika naar het zuiden zijn getrokken.
Groepsportret uit 1883 van Surinaamse indianen, mannen, vrouwen en kinderen, met een Europese man, Museum Volkenkunde
De ‘echte’ (autochtone) Surinamers zijn (allochtone) nomaden.
De overige bevolkingsgroepen zijn hier rechtstreeks en middels een veel kortere tocht terechtgekomen. Vanuit Afrika, Azië en Europa. “Hoe wij hier ook samenkwamen…” luidt een deel van het Surinaams volkslied. Over dat ‘hoe’ wordt hier op school van alles geleerd. De vaderlandse geschiedenis bestaat volgens de boeken vooral uit slavernij en contractarbeid. Die twee zaken drukken nog altijd het zwaarste stempel op wat de kinderen meekrijgen over ‘hun’ geschiedenis. En tussen de regels door de grote verschillen tussen blank en niet-blank. Het niet bij elkaar horen wordt hier nog sterk in stand gehouden. Bewust of onbewust. Bedoeld of onbedoeld.
Tegelijkertijd wordt je hier juist geacht wél ergens bij te horen: bij één van de gangbare bevolkingsgroepen en één van de gangbare (vaak bijbehorende) geloven. In veel databases (bij de bank, de tandarts, huisarts, ziekenhuis, etc. etc.) vormen deze zaken een net zo standaard onderdeel van je gegevens als je geboorteplaats en –datum.
Eigenwijs als we zijn, passen wij (de rest van ons gezin en ik) absoluut niet in dat standaard plaatje. De algemeen geaccepteerde hokjes en tot norm verheven categorieën passen niet bij ons, waardoor wij ervoor passen om ons erin te laten stoppen. We weten wie en wat we zijn en dat leidt nogal eens tot onbegrip. Het zorgt ervoor dat we, met onze mondiale visie, weinig aansluiting vinden bij de rest van de Surinaamse wereld. Ondanks (of dankzij) onze brede kijk op de wereld is ons eigen wereldje hier vrij klein. Juist omdat we groter denken…
Dit is iets gevoelsmatigs. Iets totaal niet praktisch, waarover je dus ook niets leest in boeken of ander informatiemateriaal dat is geschreven voor de (r)emigrant in spé. Maar het is wel de ironische realiteit waarin wij hier leven.
Toch zorgt die realiteit, voor mij althans, voor heel wat moois: inspiratie. En rust. Ik hoef hier niet in de pas te lopen. Ik hoef niet met de kudde mee.
Er is hier geen kudde waar ik bij hoor. Omdat ik niet van hier ben, ben ik sowieso een outsider en wordt er ook niet zoveel kudde-gedrag van mij verwacht. Ik heb hier de ruimte en de vrijheid om heel erg veel mezelf te zijn. Ik heb hier de tijd om te filosoferen en te schrijven. En ook al heb ik hier misschien niet de middelen of de mogelijkheden om te reizen, daarvoor in de plaats heb ik iets ontastbaars dat minstens zo waardevol is.
Wat dat precies is, is vrij lastig om in een handjevol woorden te omschrijven zoals je ziet. Hoe het ongeveer voelt is te lezen in m’n boek. Een boek dat onderdeel is van m’n missie, dat weer onderdeel is van mijn leven, dat zich afspeelt in de wereld van nu. Met een duidelijke link met het verleden en een grote drang om te overleven in het nu en tot ver in de toekomst. Over-leven, overleveren, de wereld om mij heen voorzien van de meerwaarde die ik te bieden heb.