Rouwen, Hoe Dan?! Lique Fredriksz

Rouwen na MH-17 in een familie die daarvoor al was gecrasht (deel 1 van 2)

Vrijdag 17 juli 2020 was het precies zes jaar geleden.
Zes jaar nadat het leven van Lique Fredriksz (en dat
van andere nabestaanden) ineens op z’n kop werd gezet.

Maar hoe ‘ineens’ was dat eigenlijk?
Stonden hun levens al niet jarenlang op z’n kop?

deze twee-delige blogpost is geschreven na het lezen van
het boek “
Rouwen, Hoe Dan?!” van Lique Fredriksz


Aan boord van de MH-17 zaten namelijk veel mensen met de Nederlandse nationaliteit… én een Indische afkomst. “Indische Nederlanders”.

Van die “mooie, gemengdbloedige mensen”, “vriendelijk, rustig en zo bescheiden” met dat “heerlijk Indisch eten”… We kennen ze allemaal. En veel van ons zien er dagelijks één in de spiegel.

Tja, wij “Indischen”…

We kennen allemaal het beeld van gezellig samenzijn met veel lekker eten. Muziek maken, samen koken en verhalen vertellen in de keuken.
En lachen… vooral veel lachen. Met ingehouden tranen.
Zo is onze trots… zo is onze adat.

Soms, ja heel soms mag er toch een traantje vloeien.
Eentje, niet teveel… want Indischen, we hebben wel veel geleden, maar we laten ons niet kennen.
Bovendien: we hébben wel emoties, alleen niet geleerd hoe ermee om te gaan.

https://www.liquefredriksz.nl/boek-mh17-rouwen-hoe-dan

We spelen poppenkast. Dat is hoe we door het leven gaan.
Naar buiten toe is alles goed, liefst geweldig.
Maar binnenshuis… wat zich daar allemaal afspeelt, dat wil Indisch Nederland niet laten zien. Want dan valt heel de mythe als een kaartenhuis in elkaar.

Dus wat doen we? We spelen allemaal mee. Dat is het voorbeeld wat we krijgen. Hoe we zijn opgevoed. Dat is “zoals het hoort”.

We voelen allemaal op onze eigen manier wel dat er meer dan een beetje mis is. Maar wat precies…? Dat wordt angstvallig geheim gehouden. Ook voor ons: kinderen en kleinkinderen.
Dan gaan Pa en Ma / Opa en Oma over op een taal die ze ons nooit hebben geleerd. Of ze bewaren het gesprek voor later, wanneer we er niet bij zijn.

Over “de oorlog” wordt niet gesproken. Nog minder over het feit dat het er twee achter elkaar waren; WO2 (met de ‘Jappenkampen’) en de ‘Bersiap’-tijd (de Indonesische onafhankelijksoorlog en eerste genocide in die jonge natie).

Dat ‘men’ in Nederland er niets over weet en altijd deed alsof onze families het daar in de tropen maar goed hadden – in dat mooie weer met overal fruit aan de bomen, waardoor wij zelfs in oorlogstijd genoeg hadden om van te leven, zo was de platte poldergedachte – draagt ook niet bij aan het verwerken van al dat opgestapeld leed.

Onbewust, zoals we in de kolonie werden gehouden, is een wezenlijk deel van onze eigen geschiedenis eenieder van ons vrijwel geheel onbekend.

Zo wordt er vaak sprookjesachtig gedaan over onze ‘inlandse’ (zeg maar: ‘Indonesische’) overgrootmoeder. Dat was niet zomaar een arm meisje uit de kampong. Nee, natuurlijk niet. Wij Indischen zijn allen van adel! Die neneks (oma’s) van onze opa’s en oma’s, dat waren mooie, jonge Sundanese of Javaanse vrouwen, uit het paleis van de sultan.

in werkelijkheid is ‘de Indo’ ontstaan doordat een (vaak niet al te kosjere) Europeaan een Aziatisch dienstmeisje / slavin ongewenst bezwangerde.

Koloniale tijden… koloniale ‘relaties’… koloniale “bastaard-kinderen”…
een nieuw koloniaal volk

In de kolonie werden we geïndoctrineerd – met name via het onderwijs, maar feitelijk in heel de koloniale samenleving, levenslang, generatie op generatie – met beelden van het zogenaamd superieure witte ras, hun VOC-“helden” en hun christelijk geloof. En dat wij als Indo-Europeanen bevoorrecht waren ten opzichte van de inferieure “inlanders” (de inheemse, later genoemde ‘Indonesische’ bevolking). Vanwege onze deels Europese afkomst, in combinatie met het gegeven – voor wie dat gold althans – dat we wettelijk erkend waren door die witte vader, die blijkbaar over je lot kon beslissen.

Zo werd onze collectieve Indo mind gevormd (misvormd) en gevuld met (auto-)discriminatie.

Wanneer je het ‘puur’ zwart/wit bekijkt (zoals een Hollander of Javaan dat kan doen), zou je denken dat we een duidelijk beeld van onszelf hadden, als zijnde een bevolkingsgroep die, tussen beide uitersten, een zelfbewuste positie innam.

Dubbelbloed

Wanneer je echter zélf onderdeel bent van die gemengdbloedige, gemengd-culturele, gespleten denkende en alles-voelende groep mensen – een heterogene(!) groep, van onsamenhangende indoviduën, ieder met hun eigen sterk differentiërende achtergronden – dan ervaar je zelf hoe je continu heen en weer geslingerd wordt tussen uitersten van werelden en culturen met conflicterende normen en waarden. Van alle kanten met elkaar botsend. Zorgend voor een eindeloze aaneenschakeling van innerlijke chemische reacties. De ene keer vurig explosief als een vulkaan na een lange slaap. De andere keer als een kille polder; totaal leeg, vlak en drooggelegd.

Dubbelbloed – bewust heb ik het woord “halfbloed(je)” uit mijn denken en vocabulaire geschrapt – heeft zoveel meer in zich dan wat je ziet aan onze buitenkant.

Taco en Tine Anthonijsz (met dank aan Nina Anthonijsz)
fotograaf: Armando Ello

Die mooie kleur (niet wit en ook niet “te” donker), onze eeuwig jonge looks, onze bescheidenheid en rustige uitstraling, gebrek aan agressie en verminderde assertiviteit (t.o.v. vele landgenoten in NL), ons a-typisch uiterlijk in combinatie met onze Europese familienamen, onze beheersing van de Nederlandse taal en het spreken zonder duidelijk streekaccent.

We zijn “oosters” en toch zo “van hier”; bereikbaar, benaderbaar, buitenlands-maar-toch-ook-weer-niet.

En dan dat eten. Altijd ons eten. “Onze” rijsttafel, van Indische, Indonesische en Chinees-Ind(ones)ische gerechten, die onze (groot-)ouders, samen met anderen uit de archipel, meebrachten naar “vadertje Nederland”.

Zo staan wij bekend.
Alhoewel… bekend?
‘Men’ weet vrijwel niets van ons. Waardoor ‘men’ ons ook nog steeds niet begrijpt.

Onze eerste generatie (m.a.w. zij die – als Nederlands staatsburgers(!) – nog in Nederlands-Indië waren geboren en als volwassenen Indonesië verruilden voor Nederland) werd in de beginjaren gezegd “Plopper, ga terug naar je eigen land!”, blijkbaar aangezien voor Indonesiërs en niet voor Indische NEDERLANDERS; niet voor landgenoten, bloedverwanten en bondgenoten.

‘Men’ wist niet van onze trouw en loyaliteit aan Nederland. Van onze strijd voor het verdedigen en later voor het behoud / de herovering van de kolonie. Van ons abrupt en totaal verlies van vrijwel alles dat we over de generaties hadden opgebouwd…

‘Men’ zag alleen maar “vreemdelingen”, “buitenlanders”, “kleurlingen” en vanwege dat anders-(gekleurd-)zijn waren we automatisch onbeschaafd. Conform het beeld dat onze ‘eigen’ Nederlandse overheid aan zijn witte onderdanen hier liet zien.

Precies zoals wij in Indië werden geleerd om minachtend over de “inlanders” te denken,
zo was men in Nederland geleerd om over alles wat niet wit was negatief te oordelen. “Minderwaardig” en “on(der)geschikt”.
En met de dreigende komst van duizenden Indo-Europeanen vanuit de verloren kolonie, maakte de Nederlandse regering in de jaren ’50 duidelijk dat wij niet in hun land thuishoorden en maar beter “in ons eigen land” zouden blijven. Dat dat land niet meer bestond, werd gemakshalve maar vergeten…

Dubbelbloed… tussen ‘paria’ en ‘patria’.
Moeder-tje Indonesia was zogenaamd van de laagste klasse
en patria Nederland keek op je neer door een glazen plafond.

Indonial

Dat doet wat met je.
Je veroordeelt en verafschuwt je eigen afkomst. En daarmee je eigen zijn.

Je afkomst van je “inlandse” oermoeder wil je ontkennen.
Je hebt misschien wel haar bloed, maar je opvoeding – die in het teken stond van ver-Nederlandsen – heeft je van haar vervreemd.

Je afkomst van je Europese (voor)vader geeft je beperkte toegang tot diens wereld.
Maar niet volledig, want je bent nooit écht een van hen.

Uiteindelijk wil je dat ook niet zijn. Je wilt niet zijn zoals die ‘belanda’s’.
Net zo min als je een Indonesiër wilt zijn. Ten minste, niet één uit de kampong.

En zo ben je in een eindeloos gevecht met jezelf.

Totdat je jezelf kunt loskoppelen van je afkomst.
Totdat je jezelf kunt losmaken van de oordelen van je moeders- en vaderskant.
Totdat je jeZELF kunt zien, jezelf kunt zijn en waarderen voor wie JIJ bent.

Onze opvoedingen leven in ons door.
En zo ook die van onze ouders, grootouders en verdere voorouders.

Wanneer we ons niet bewust zijn van wat er binnen in hen en in onszélf speelt,
hebben pijn en trauma’s vrij spel om nog generaties lang voort te leven. En nog meer pijn en trauma’s te veroorzaken.

tROUWma’s

Wat dat allemaal doet… is met geen pen te beschrijven.
Niet met een Indische althans. Schijnbaar…
Want Indisch, dat is die poppenkast. Dat is mooi weer spelen… voor de buitenkant.
Dat is gezellig doen, lekker eten, mooie mensen, altijd lachen…

Maar Lique Fredriksz deed het schijnbaar onmogelijke.
Ze deed een boekje open en vulde het van A tot Z.

Lique vertelde me dat ze een lans wil breken voor mensen die worstelen met het proces van rouwen. Omdat zij, als geen ander, weet dat er niet één proces is met een vast script en een omlijnde structuur.

Het boek dat ze daarvoor geschreven heeft gaat inderdaad over rouwen.
Na de ramp met MH-17. Maar tevens gaat het over nog zoveel meer dan dat.

Want hoewel ‘de MH-17’ een ramp op zich was, was het eveneens een trigger – dé trigger – voor al het rampzalige dat zich al veel eerder in haar leven heeft afgespeeld.
En waar ze sindsdien, voor de rest van haar leven, mee moet dealen.

[lees verder in deel 2]
Rouwen-na-MH-17-in-een-familie-die-daarvoor-al-was-gecrasht-(deel-2)

Wil je Lique Fredriksz’ boek ook lezen? Bestel het dan hier:

https://www.liquefredriksz.nl/boek-mh17-rouwen-hoe-dan

Twitter
Visit Us
Follow Me
LinkedIn
Share

Leave a Comment

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.